Stel dat de Duitse regering een aantal voorzieningen zou treffen die in het voormalige
Oost-Duitsland bestonden, zoals gratis gezondheidszorg, of de verplichting voor bedrijven
om gratis kinderdagverblijven in te stellen voor kinderen van hun werknemers.
Argumenten hiervoor zouden kunnen zijn dat niet alleen alle Duitsers hiervan zouden
profiteren, maar vooral ook dat dit het gevoel van eigenwaarde van de ’Ossies’ ten goede
zou komen.
Zou het de identiteit van de Oost-Duitsers versterken of juist niet, als de Duitse regering
een of meer van de vroegere Oost-Duitse voorzieningen zou overnemen als een gebaar
van goede wil tegenover de voormalige Oost-Duitsers?
Baseer de afweging op de drie vormen van politiek met betrekking tot erkenning die
Taylor onderscheidt.