Gisela en Georg wijzen op de grote verschillen die al voor de omwenteling bestonden
tussen Oost-Duitsers en West-Duitsers. „Als je in een rij staat en een West-Duitser komt er
bij, dan krijgt hij voorrang. (…) Je herkent West-Duitsers aan hun schoenen en kleding. Ze
spreken luider, zijn zelfbewuster en komen koel over. West-Duitsers weten bovendien alles
veel beter. Oost-Duitsers ergeren zich groen en geel aan deze ’Besser-Wessierei’ en aan hun
arrogante optreden.
Al voor de ’Wende’ bestond er bij Oost-Duitsers een minderwaardigheidscomplex.” (…)
Wat de Oost-Duitsers het meeste dwars zit, is dat ze niet gelijkwaardig en met opgeheven
hoofd de Duitse eenheid zijn ingegaan. Gisela zegt dat op alle manieren duidelijk wordt
gemaakt dat van gelijkwaardigheid geen sprake kan zijn. Van de DDR (het voormalige Oost-
Duitsland) bestaat het stereotiepe beeld dat het slechte socialistische systeem ook slechte
mensen heeft voortgebracht. „Wij zouden lui en passief zijn en veel te weinig initiatief
tonen. Vroeger waren we pakjesontvangers. De vluchtelingen kregen de afgelopen jaren als
een soort fooi het West-Duitse begroetingsgeld van honderd D-mark. En nu komen de
sociale uitkeringen uit West-Duitse bron. Ons wordt kwalijk genomen dat we geen
dankjewel zeggen, maar ze begrijpen niet dat we door zo’n liefdadigheidshouding op onze
ziel worden getrapt.”
bron: D.J. Elzinga, Een kleine flat in Leipzig; de ongehoorde waarheid over Oost-Duitsland