terug
Vraag 20
tekstfragment 1
1 | | Mensen geven hun oorspronkelijke taal op omdat ze zich ergens anders willen |
| | vestigen en een nieuw bestaan hopen te vinden. Of ze gaan hun oorspronkelijke taal |
| | verwaarlozen omdat op school, in de ambtenarij en in de rechtspraak een andere taal in |
| | zwang is en hun eigen taal met misprijzen wordt bejegend. Of de overheid legt hun een |
| | taal op. Er is dus altijd meer aan de hand dan zomaar een verschuiving, een afstand |
| | nemen van de oorspronkelijke taal omdat een andere taal mooier zou zijn. |
2 | | Een taal is in de loop van tientallen, honderden, soms duizenden jaren |
| | voortgekomen uit de collectieve creativiteit van mensen. De verdwijning van een taal |
| | vormt dan ook een onherstelbaar cultuurverlies. Het spreekt dus vanzelf dat een taal die |
| | in onbruik dreigt te geraken, op elke mogelijke wijze moet worden vastgelegd en |
| | beschreven. Dat is bij uitstek de taak van linguïsten. Toen in 1992 door enkele |
| | vooraanstaande taalkundigen een programma werd opgesteld om bedreigde talen vast |
| | te leggen, klonk daarin tevens het streven door om deze in stand te houden. Destijds al |
| | werden er bij dit streven kritische kanttekeningen geplaatst, want soms is een |
| | taalgemeenschap gewoon te klein om te kunnen voortbestaan en moeten de leden wel |
| | een grote taal leren om te overleven. |
| | (naar: Abram de Swaan, uit: NRC Handelsblad, 19 januari 2004) |
|
Welke van de volgende beweringen is juist?