In een boek over de duinen staat dat het zaad van de duindoorn pas goed kiemt na een
koudeperiode en als het in aanraking geweest is met zuur, bijvoorbeeld in de maag van
een vogel.
Samira verzamelt 50 duindoornzaadjes. Ze wil voor een praktische opdracht de invloed
van zuur onderzoeken op het kiemen van de zaadjes.
Ze verdeelt de zaadjes over twee petrischaaltjes met vochtige watten.
Aan schaaltje 1 voegt ze wat zuur toe en ze plaatst dit schaaltje in een koelkast bij 5 °C.
Aan schaaltje 2 voegt ze geen zuur toe en ze plaatst dit in een kast bij 20 °C.
Leg uit welke fout Samira maakt.