Background image

terug

Elektromotor

Op een spanningsbron, die een constante gelijkspanning van 220 V heeft, sluit men een
elektromotor aan in serie met een regelbare weerstand. Zie figuur.



De wikkelingen van de motor zijn gewikkeld om een kern met een rechthoekige
doorsnede van 20 cm bij 5 cm.
Ze bestaan uit koperdraad met een doorsnede van 0,27 mm2.
De weerstand van deze wikkelingen is 15,8 Ω.

Men blokkeert de motor, terwijl de regelbare weerstand op z'n grootste waarde is
ingesteld. De ampèremeter, waarvan de weerstand te verwaarlozen is, geeft dan 4,8 A aan.

Als de motor draait, wekt deze een effectieve inductiespanning op waarvoor geldt:

Vind = C·B·f

Hierin is:

  • Vind de inductiespanning;
  • C een constante die afhangt van de bouw van de motor;
  • B de magnetische inductie van het magneetveld waarin de spoel draait;
  • f de frequentie waarmee de spoel draait (het toerental).

Voor deze elektromotor moet in bovenstaande formule voor C de waarde 22 worden
ingevuld.
Men laat de motor nu draaien met een toerental van 64 Hz, terwijl de regelbare weerstand
op 0 Ω is gezet. De effectieve waarde van de stroomsterkte is nu 0,56 A.

In figuur staan het door de motor geleverde mechanische vermogen Pm en het aan de
motor toegevoerde elektrische vermogen Pe getekend als functie van het toerentalf. Deze
figuur staat ook op de bijlage.