Op een spanningsbron, die een constante gelijkspanning van 220 V heeft, sluit men een
elektromotor aan in serie met een regelbare weerstand. Zie figuur.
De wikkelingen van de motor zijn gewikkeld om een kern met een rechthoekige
doorsnede van 20 cm bij 5 cm.
Ze bestaan uit koperdraad met een doorsnede van 0,27 mm2.
De weerstand van deze wikkelingen is 15,8 Ω.
Men blokkeert de motor, terwijl de regelbare weerstand op z'n grootste waarde is
ingesteld. De ampèremeter, waarvan de weerstand te verwaarlozen is, geeft dan 4,8 A aan.
Als de motor draait, wekt deze een effectieve inductiespanning op waarvoor geldt:
Vind = C·B·f
Hierin is: