Background image

terug

Auto

Een auto

Met een auto worden enkele proeven gedaan.
De wrijvingskracht Fw op de auto is daarbij gelijk aan de som van de rolwrijving Fw,rol en de luchtwrijving Fw lucht.
Fw rol heeft bij elke snelheid een waarde van 60 N.
Voor de luchtwrijving geldt:
Fw,lucht = 0.75 v²
Hierin is v de snelheid van de auto.

Bij een snelheid van 25 m·s-1 verbruikt de auto één liter benzine per 14 km. Het vermogen van de wrijvingskracht is dan - 13,2 kW. Bij de verbranding van één liter benzine komt 33·106 J warmte vrij .

De auto met inzittenden heeft een massa van 920 kg. De auto rijdt op een lange helling met een hellingshoek van 4,60. De bestuurder besluit tot het volgende (onverantwoorde) experiment. Hij schakelt de motor uit en laat de auto verder vrij de helling af rijden. Zie figuur.

De snelheid van de auto neemt eerst toe en wordt na zekere tijd constant.

De auto met inzittenden wordt nu stil gezet op een horizontaal vlak. Het koetswerk van de auto is met vier veren met elk een veerconstante van 7,5·10³ N·m-1 aan de wielen bevestigd. Ter vereenvoudiging is aangenomen, dat de veren verticaa l staan. Zie figuur 2.

Men legt een zak cement van 50 kg midden achterin de auto. De plaats van het zwaartepunt van de zak is in figuur 2 met Zc aangegeven.

De zak cement wordt verwijderd. Het zwaartepunt van de auto ligt dan midden tussen de vier veren. Als de auto in zijn geheel verticaal omlaag wordt geduwd en vervolgens wordt losgelaten, gaat de auto op en neer bewegen met een trillingstijd van 0,95 s. De massa van het trillende gedeelte van de auto heet de afgeveerde massa.
De auto rijdt tenslotte met een constante snelheid over een serie uithollingen in de weg op een afstand van 12 m van elkaar. Zie figuur 3.