Gaten In de K-schil
Als uit een binnenschil van een atoom, bijvoorbeeld de K-schil, een elektron wordt
verwijderd, ontstaat een gat.
Een gat in de K-schil kan bij sommige instabiele isotopen spontaan ontstaan. Een
K-elektron wordt dan door de kern opgenomen. Dit proces wordt K-vangst genoemd.
De argonisotoop
37Ar vervalt door K-vangst.
Een andere wijze waarop
37Ar zou kunnen vervallen, is door middel van het uitzenden
van β
+-straling:
Gaten in de K-schil kunnen ook ontstaan als elektronen met voldoende energie met een
atoom botsen. De botsende elektronen verliezen dan een deel van hun kinetische energie.
Behalve de grootte kan daarbij ook de richting van hun snelheid veranderen.
In de opstelling van figuur treden elektronen met een bepaalde kinetische energie een
met neongas gevulde ruimte binnen. Daarbuiten wordt de opstelling zo goed mogelijk
vacuüm gehouden. Alle elektronen die door een botsing met een neonatoom in een
bepaalde richting zijn afgebogen treden een analysator binnen. Met deze analysator kan
de energie van de elektronen worden bepaald.
In de analysator heerst een elektrisch veld, veroorzaakt door een potentiaalverschil
VAB
tussen twee cilindervormige metalen plaatjes. De afstand van een punt in de cilinder tot
M wordt
r genoemd. De kleinste cilinder heeft een straal
rA, de grootste een straal
rB In
de figuur op de bijlage zijn de plaatjes A en B van de analysator getekend.
Aangetoond kan worden dat de veldsterkte
E(r) tussen de plaatjes wordt gegeven door de
formule:
In de beschouwde analysator doorlopen de elektronen die worden gedetecteerd een halve
cirkel met straal
re midden tussen beide plaatjes.
Voor de stralen van de cilindervormige plaatjes geldt:
rA = 2,2 cm en
rB = 3,0 cm.
Om een gat in de K-schil van een neonatoom te maken is tenminste een energie
van 870 eV nodig. De oorspronkelijke energie van de elektronen die de ruimte met
neongas binnentreden bedraagt 5000 eV.
Het gat in de K-schil kan worden opgevuld door een elektron uit een andere schil.
Daarb ij wordt soms röntgenstraling uitgezonden. In het energieniveau-schema van
figuur is zo'n proces aangegeven. Deze figuur is niet op schaal.
De constante van Planck (
h) bedraagt 6,63·10
-34 Js.
Vaak wordt na het in figuur 14 aangegeven proces geen röntgenstraling uitgezonden,
maar treedt een zogenaamd Augerproces op. Dan wordt de energie die vrijkomt bij het
opvullen van het gat in de K-schil geabsorbeerd door een ander elektron in het ion. Dit
elektron wordt daardoor uit het ion gestoten: het neonion wordt dus nogmaals
geïoniseerd.
Bij een bepaald Augerproces wordt het minst gebonden elektron uitgestoten. De
ionisatie-energie van Ne
+ bedraagt 41 eV.