Film bestaat uit een dragermateriaal en een beeldlaag. Oude films hebben
voornamelijk cellulosenitraat als dragermateriaal. In deze opgave worden
dergelijke films ‘nitraatfilms’ genoemd. Het cellulosenitraat wordt gemaakt door
het polymeer cellulose te laten reageren met salpeterzuur. De hydroxylgroepen
(OH groepen) worden daarbij vervangen door nitraatgroepen. Hieronder staat de
schematische structuurformule van twee monomeereenheden van het polymeer
dat is ontstaan wanneer alle hydroxylgroepen in cellulose zijn vervangen door
nitraatgroepen.
Bij de bereiding van cellulosenitraat dat voor films wordt gebruikt, mogen niet
alle hydroxylgroepen worden omgezet tot nitraatgroepen. Naarmate het aantal
nitraatgroepen groter is, is de stof namelijk explosiever. Cellulosenitraat dat als
drager voor filmmateriaal wordt gebruikt, mag daarom niet meer dan
12,6 massaprocent N bevatten.
Door bepaling van het massapercentage N kan worden berekend hoeveel
hydroxylgroepen gemiddeld per monomeereenheid in cellulose zijn omgezet tot
nitraatgroepen. In de formule voor cellulosenitraat kan dit aantal worden
weergegeven met x; x hoeft geen geheel getal te zijn.
Van een monster cellulosenitraat bleek het massapercentage N 12,1 te zijn.