Om de relatieve luchtvochtigheid in het afgesloten cilinderglas te
bepalen wordt een opstelling gebruikt, waarbij de meetwaarden van
twee kwikthermometers kunnen worden afgelezen.
Bij de ene thermometer is het kwikreservoir omgeven door een in
water gedrenkt kousje.
Met deze thermometer wordt de zogenoemde natte-bol-temperatuur
gemeten (= HT).
Met de andere thermometer wordt de luchttemperatuur afgelezen: de
zogenoemde droge-bol-temperatuur (= TT).
De studente leest gedurende 40 minuten om de 3 minuten de
waterstanden in een buis met schaalverdeling af. Uit de afgelezen
waarden berekent ze de verdampingssnelheid.
Bij het inzetten van de proef bracht ze de waterstand in de buis op
0. Haar eerste meting (t = 0) doet zij een halve minuut na het
inzetten van de proef.
Bij iedere meting noteert zij ook TT en HT.
In de onderstaande tabel zijn waarden van TT en HT en de waterstanden in de buis
weergegeven, zoals de studente die heeft afgelezen. De bijbehorende
relatieve luchtvochtigheid heeft ze in een tabel opgezocht.
tijd (minuten) | TT (°C) | HT (°C) | waterstand in de buis (mm) | relatieve luchtvochtigheid (%) |
0 | 19,2 | 14,8 | 4 | 62 |
3 | 19,4 | 16,0 | 16 | 70 |
6 | 19,6 | 17,1 | 22 | 78 |
9 | 19,8 | 17,8 | 26 | 82 |
12 | 20,0 | 18,4 | 29 | 86 |
15 | 20,1 | 18,8 | 31 | 88 |
18 | 20,2 | 19,1 | 33 | 90 |
21 | 20,4 | 19,4 | 34 | 91 |
24 | 20,5 | 19,6 | 34 | 92 |
27 | 20,6 | 19,8 | 35 | 93 |
30 | 20,8 | 20,0 | 35 | 93 |