Het normale ademvolume, dat is de hoeveelheid lucht die iemand in rust in- en uitademt, bedraagt gemiddeld 500 mL. Wanneer telkens 500 mL lucht wordt in- en uitgeademd, betekent dit niet dat de alveolaire lucht (= de lucht in de longblaasjes) werkelijk met 500 mL buitenlucht wordt ververst. Na een uitademing immers zijn de luchtwegen de dode ruimte met alveolaire lucht gevuld. Bij een volgende inademing keert eerst de lucht uit de dode ruimte in de longblaasjes terug, waarna de buitenlucht kan binnentreden. De werkelijke verversing van de alveolaire lucht, de alveolaire ventilatie, kan men berekenen als de inhoud van de dode ruimte bekend is. Deze is bij een man ongeveer 150 mL.
bewerkt naar: J.A. Bernards & L.N. Bouman, Fysiologie van de mens, Houten/Antwerpen, 1988, 466