Twee fragmenten uit het verslag van de pauselijke gezant Johannes van Marignolli over zijn
reis naar het hof van de Mongoolse groot-khan rond 1350
1 | Tegen het einde van het derde jaar na ons vertrek van het pauselijk hof verlieten wij Almalik | |
2 | en reisden wij verder tot aan de ’Cyollos Kagon’, wat zoveel betekent als ’door de wind | |
3 | opgeworpen zandheuvels’.Voor de Tartarentijd geloofde niemand dat de aarde hierachter | |
4 | bewoonbaar was of zelfs maar dat er nog land achter deze woestijn zou zijn.Maar de | |
5 | Tartaren zijn er met Gods toestemming en ten koste van een geweldige inspanning | |
6 | doorgetrokken en bevonden zich zo in wat door de filosofen wordt aangeduid als ’de hete en | |
7 | ondoordringbare zone’. En toch zijn de Tartaren haar overgestoken; en dat heb ik dus ook | |
8 | gedaan, twee keer nog wel. (…) Nadat wij deze woestijn doorgetrokken waren, kwamen we | |
9 | aan in Khanbalik, de hoofdstad van het Rijk van het Oosten. | |
10 | Wij bevoeren de Indische Zee tot Palmzondag en kwamen toen aan in Columbum, een van | |
11 | de beroemdste steden van Indië: de hele wereldproductie van peper komt hier vandaan. (…) | |
12 | Er is daar een kerk van Sint Joris, die toebehoort aan de Latijnse gemeenschap, bij welke ik | |
13 | verbleef. Ik heb deze kerk met prachtige schilderijen doen verfraaien en heb daar de heilige | |
14 | wet onderwezen. En nadat ik daar enige tijd vertoefd had, had ik het genoegen de prestatie | |
15 | van Alexander de Grote1) te overtreffen, toen hij zijn zuil oprichtte in Indië.Want ik plaatste | |
16 | als mijn gedenkteken en tevens grenspaal een steen in de hoek van de wereld tegenover het | |
17 | Paradijs en zalfde hem met olie. Het was een marmeren pilaar met een stenen kruis erop, | |
18 | bedoeld - jawel - om te blijven staan tot het einde der tijden. Het pauselijk wapenschild en | |
19 | ook het mijne stonden erop gegraveerd, met inscripties zowel in Indisch als in Latijns | |
20 | letterschrift. Ik wijdde en zegende dit gedenkteken in de aanwezigheid van een onafzienbare | |
21 | volksmenigte, en ik werd in een draagstoel of ’palankijn’ op de schouders van notabelen | |
22 | rondgedragen gelijk Salomo2). | |
23 | Tenslotte, na een jaar en vier maanden, nam ik afscheid van de broeders en in het besef | |
24 | schitterend werk te hebben verricht (…) reisde ik verder over zee naar Seyllan, een | |
25 | beroemde berg recht tegenover het Paradijs. En van Seyllan tot het Paradijs is, volgens wat | |
26 | de inboorlingen zeggen op grond van de overlevering van hun voorouders, een afstand van | |
27 | veertig Italiaanse mijlen; zodat, naar men zegt, het geluid van het vallende water uit de | |
28 | fontein van het Paradijs daar te horen is. |