Geef van elk van de onderstaande uitspraken aan of deze juist of onjuist is
volgens de tekst.
1 Als Dorly weer aan het werk gaat is de middagpauze al lang voorbij.
2 Dorly ergert zich aan de schijnheiligheid van haar collega’s.
3 Het dansje in de winkel begint onschuldig, maar even later voelt Dorly zich
door haar danspartner bedreigd.
4 Dorly vindt de kleinste van de twee mannen tamelijk brutaal.
5 De verklaring die Dorly vijf weken later tegenover de officier van justitie over
de twee mannen aflegt, wijkt af van haar eerste indrukken.
Noteer het nummer van elke bewering gevolgd door ‘juist’ of ‘onjuist’.