Background image

terug

Vraag 8

Voor de wrijvingskracht Fw op een druppel geldt:
Fw = c·r·v
Hierin is c een constante, r de straal van de druppel en v zijn snelheid ten opzichte van de omringende lucht. In deze opgave wordt de lucht als stilstaand beschouwd. Een druppel krijgt na enige tijd vallen een constante snelheid.

Toon aan dat deze snelheid evenredig is met r².