In een wolk bevinden zich vele kleine vallende waterdruppels. Deze druppels ondervinden drie
krachten: de zwaartekracht, de wrijvingskracht en een opwaartse kracht Fopw die ontstaat doordat
de luchtdruk op de onderkant van de druppel iets groter is dan op de bovenkant. Deze opwaartse
kracht op een druppel is even groot als de zwaartekracht op een hoeveelheid lucht met hetzelfde
volume als die druppel.
Lucht met een volume van 1,00 m³, een temperatuur van 273 K en een druk van 1,00·105 Pa
heeft een massa van 1,27 kg. De lucht in de wolk heeft een temperatuur van 293 K en een druk
van 0,80·105 Pa.
1. Bereken de massa van 1,0 m³ van deze lucht.
2. Toon aan dat de opwaartse kracht Fopw op zo'n waterdruppel te verwaarlozen is ten
opzichte van de zwaartekracht op die druppel.