Een helium-neon gaslaser bestaat uit een cilindervormige glazen buis met aan de uiteinden twee
evenwijdige vlakke spiegels S1 en S2. Zie figuur 4.1.
In uitstulpingen van de buis zijn een kathode K en een anode A aangebracht die op een hoge gelijkspanning
worden aangesloten.
In de met helium en neon gevulde buis ontstaat dan een gasontlading. Als het helium alleen in de
buis aanwezig zou zijn, zou bij 20°C de gasdruk 1,3·10² Pa zijn. Als het neon alleen in de buis
aanwezig zou zijn, zou bij 20°C de gasdruk 0,3·10² Pa zijn.
Bereken de verhouding van het aantal mol helium en het aantal mol neon in de buis.