Nadat de ionen de ruimte G door een nauwe opening hebben verlaten, bereik en ze een gebied KLMN
waarin een homogeen magneetveld aanwezig is, loodrecht op het vlak van tekening. De sterkte van
het magneetveld kan zo worden ingesteld dat de ionen die de ruimte G verlaten de detector D
bereiken. In het gebied tussen de geaarde geleiders bij G en D heerst geen elektrisch veld.
De detector bestaat uit een diafragma en een opvangdoos en is verbonden met een zeer gevoelige
ampèremeter.
De baan van de deeltjes ligt geheel in vacuüm.
De baan van een koolstofion dat uiteindelijk in de detector terecht komt, is in figuur 1.1 getekend
als een punt-streep lijn.
Bepaal de richting van het magneetveld met behulp van een schets.