De massa’s van een stilstaand proton en een stilstaand antiproton vertegenwoordigen
samen minder energie dan de massa van een Bc-meson. Daarom laat men protonen en
antiprotonen in de Tevatronversneller een even groot maar tegengesteld
potentiaalverschil doorlopen. Hierdoor wordt aan beide soorten deeltjes dezelfde
hoeveelheid energie toegevoerd voor ze op elkaar botsen.
De vorming van het Bc-meson is alleen mogelijk als de totale energie die de twee botsende
deeltjes vertegenwoordigen groter is dan de energie van een stilstaand Bc-meson.
Bereken het potentiaalverschil dat een proton en een antiproton minstens moeten
doorlopen zodat bij een botsing een Bc-meson kan ontstaan. Verwaarloos hierbij dat bij
de botsing ook nog andere deeltjes ontstaan dan het Bc-meson.