Een waarnemer bevindt zich in punt W. Op een bepaald moment passeert golffront G de
waarnemer. Figuur staat ook op de bijlage.
Leg uit of de waarnemer op dat moment geluid hoort met even grote frequenties,
verlaagde frequenties of verhoogde frequenties ten opzichte van de frequenties van het
geluid dat de auto produceerde. Geef daartoe eerst in figuur A, B of C op de bijlage aan
waar de auto zich bevond toen hij dat geluid produceerde.