Als sensor wordt een drukmeter gebruikt de figuur (bijlage "Sensor")
die in een sloot in de polder wordt
geplaatst.
De sensor S wordt onder water op een
vaste hoogte ten opzichte van de bodem
bevestigd.
De druk die deze sensor meet is de som van
de atmosferische druk en de druk van de
waterkolom boven de sensor. Om te
corrigeren voor de atmosferische druk
wordt een vaste waarde afgetrokken van de
druk die S meet.Voor deze vaste waarde
wordt de gemiddelde atmosferische druk
genomen. Dit heeft tot gevolg dat bij het
passeren van een depressie
(lagedrukgebied) de waterstand in de
polder op een verkeerd peil wordt gebracht.
Leg uit of tijdens het passeren van een
depressie de waterstand in de polder op
een te hoog peil of op een te laag peil
wordt gebracht.