In lagen van de atmosfeer die geen ozon bevatten, wordt straling van 308 nm in dezelfde
mate verstrooid als straling van 353 nm. Er treedt echter een verschil op in lagen van de
atmosfeer die wel ozon bevatten. Na het absorberen van een foton met een golflengte van
308 nm blijven deze ozonmoleculen geruime tijd in de aangeslagen toestand. Ze keren pas
veel later terug naar de grondtoestand. De daarbij vrijkomende fotonen worden daardoor
niet meer geregistreerd.
Het aantal fotonen van 308 nm dat per seconde terugkeert noemen we N308, het aantal
fotonen van 353 nm dat per seconde terugkeert noemen we N353. In het figuur is de
verhouding N308 : N353 weergegeven als functie van de hoogte h.
We onderscheiden zes lagen in de atmosfeer, die in het figuur zijn aangegeven met I tot en
met VI.
Beredeneer aan de hand van het figuur in welke laag of lagen ozon aanwezig is.