terug
Vraag 8
Bij de studie bewegingswetenschappen wordt zo’n verticale sprong
bestudeerd. Daarbij wordt een computermodel gebruikt van een andere
sprong dan de sprong van figuur 2.
Een sprong bestaat uit een afzet en een beweging los van de grond. Drie
momenten van een sprong staan in figuur 3 weergegeven.
Figuur 3 is niet op schaal
figuur 3
- In positie A is de springer maximaal door zijn knieën gezakt. Dit
noemen we het begin van de sprong.
- In positie B komt de springer los van de grond.
- In positie C bevindt de springer zich in het hoogste punt.
Het afzetten wordt vergeleken met het ontspannen van een gespannen
veer. Daarbij geldt voor de grootte van de afzetkracht:
Fafzet =
Cu =
C(
yB-
y).
Hierin is:
− |
C |
de veerconstante, |
− |
u |
de uitwijking vanaf de
evenwichtsstand, |
− |
y |
de hoogte van het
zwaartepunt boven de
grond, |
− |
yB |
de hoogte van het
zwaartepunt op het
moment dat de springer
loskomt van de grond. |
Het computermodel is op twee
manieren weergegeven in de
figuren 4a en 4b. Je kunt één
van de twee manieren kiezen.
In elk model zijn drie regels
opengelaten.
|
figuuur 4a
|
figuur 4b
Het model moet aan de volgende eisen voldoen:
- De afzetkracht wordt voor alle waarden van y correct beschreven.
- Op het hoogste punt (positie C in figuur 3) stopt het model.
Vul het model zo aan dat aan
bovenstaande eisen wordt voldaan. (Kies één van de twee manieren.)