In een artikel van de Volkskrant van 29 september 1998 worden de resultaten van een
sociologisch onderzoek van P. Scheepers en M. de Konink weergegeven. Deze
wetenschappers onderzochten de ontwikkeling van de criminaliteit van 1970 tot 1992,
alsmede de opvattingen over straffen in dezelfde periode. Zij stellen een verharding vast
in het denken over straf. Met het stijgen van de criminaliteit groeit onder de Nederlandse
bevolking de weerstand tegen straffen waarin resocialisatie centraal staat.
Er bestaan verschillende opvattingen over doel en zin van straffen, bijvoorbeeld de
opvattingen van de abolitionistische stroming en de opvattingen van zowel de
zogenoemde klassieke stroming als van de zogenoemde moderne stroming.
Welke van de genoemde stromingen vinden in de periode 1970-1992 minder weerklank
onder de Nederlandse bevolking, wanneer wordt uitgegaan van de resultaten van het
onderzoek van Scheepers en De Konink?
Verklaar je keuze.