Background image

terug

Vraag 9

Inleiding
In de Troonrede 2013 van het kabinet-Rutte II stond de volgende passage over de participatiesamenleving: “Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondiger en
zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid
te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.” Deze passage zorgde voor enige politieke beroering.
De term participatiesamenleving is volgens de fractieleider van de SP Emile Roemer een eufemisme voor ‘zoek het zelf maar lekker uit’ (zie tekst"Rutte: participatiesamenleving is geen bezuiniging").
Vooral onder de kabinetten-Drees (1948-1958) is een belangrijke aanzet gegeven tot de uitbouw van de sociale zekerheid (Werkloosheidswet,
Algemene Ouderdomswet). In de periode 1958-1966 werd verder gewerkt aan uitbouw van de verzorgingsstaat. Er kwamen nieuwe regelingen voor kinderbijslag en arbeidsongeschiktheid, er werd een sociaal minimum ingevoerd, de Algemene Bijstandswet verving de Armenwet.
Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw kwamen de betaalbaarheid en houdbaarheid van de verzorgingsstaat steeds meer ter discussie te staan. De laatste jaren ging het maatschappelijke en politieke debat over de verzorgingsstaat steeds meer over de participatiesamenleving.
Deze opgave gaat over bovenstaande ontwikkelingen.

Gebruik tekst"Rutte: participatiesamenleving is geen bezuiniging" .

Beargumenteer of het standpunt van Rutte over de participatiesamenleving in tekst 4 een ideologische uitspraak genoemd kan worden. Gebruik in je antwoord het kernconcept ideologie.