In de regels 14 tot en met 26 van tekst 2 staan korte overwegingen van het functioneel parket om de gekozen afdoening te rechtvaardigen. Die overwegingen worden zo kort weergegeven dat ze zouden kunnen passen bij zowel relatieve als bij absolute theorieën.
Kies uit de regels 14-26 van tekst 2 één van de overwegingen en werk deze verder uit zodat deze past bij relatieve theorieën. Leg je antwoord uit.