Background image

terug

Vraag 28

In 1999 was er een internationaal conflict over Kosovo, een provincie van Servië. In Kosovo woonden vooral Albanezen en de meerderheid van de bevolking streefde naar onafhankelijkheid. In hun strijd tegen het Kosovo Bevrijdingsleger dwongen de Serviërs duizenden Albanezen om hun land te ontvluchten. Omdat Milošević − de president van Servië − weigerde mee te werken aan een vredesplan, dreigde de NAVO met luchtaanvallen.
Op 24 maart 1999 begon de NAVO met bombardementen op doelen in Servië en Kosovo. Uiteindelijk capituleerde Milošević, ondertekende hij een vredesverdrag en kwam Kosovo onder beheer van de Verenigde Naties. En een NAVO-vredesmacht handhaafde de orde in Kosovo.

Verschillende landen meenden dat het militair ingrijpen van de NAVO in Kosovo en Servië in het voorjaar van 1999 niet had mogen plaatsvinden.
Volgens de doelstellingen van de NAVO mag de NAVO alleen in actie komen als een NAVO-lidstaat wordt aangevallen. Daarvan was hier geen sprake. Bovendien mag volgens het internationaal recht de NAVO alleen in actie komen als deze actie gelegitimeerd is door een besluit van een orgaan van de Verenigde Naties.

  1. Welk VN-orgaan besluit over militaire inmenging in conflicten?
  2. Leg aan de hand van de besluitvormingsprocedure van dit VN-orgaan uit waarom de NAVO-lidstaten tot actie zijn overgegaan zonder toestemming te vragen aan het betreffende VN-orgaan.