Background image

terug

Vraag 8

Men voegt aan 10 ml van een oplossing van een sterk zuur met pH =2 natronloog toe tot de pH van de oplossing 4 is geworden. Hiervoor blijkt 7 ml van de natronloog nodig te zijn.
Ook als men natronloog van dezelfde molariteit toevoegt aan 10 ml van een oplossing van een zwak zuur met pH =2, zal na toevoeging van een aantal ml natronloog de pH van de oplossing 4 worden.

Bij zo'n titratie is de pH van de oplossing bij het bereiken van het equivalentiepunt wel afhankelijk van Kz van het zuur. Zo is bij de titratie van 10 ml van een a molair oplossing van een zwakker zuur dan HZ met b molair natronloog de pH van de oplossing.

Bij de titratie van een oplossing van een zwak zuur met natronloog stijgt de pH in de omgeving van het equivalentiepunt sterk.
Bij de titratie van een oplossing van een zwak, tweewaardig zuur (dat is een zuur dat per molekuul of ion twee H+ ionen kan afstaan) met natronloog treden vaak twee van dergelijke pH-sprongen op.
Er zijn echter ook zwakke, tweewaardige zuren die bij titratie met natronloog slechts één pH-sprong vertonen.
Wanneer bij de titratie van een oplossing van een zwak zuur met natronloog één pH-sprong optreedt, mag men dus niet zonder meer de conclusie trekken dat dit zuur éénwaardig is.

het pH-verloop tijdens de titratie van 10,0 mi van een 0,0561 M oplossing van een zwak zuur met 0,0935 M natronloog.bij het equivalentiepunt niet gelijk aan 8,2.

Leg, mede aan de hand van de samenstelling van de oplossing die dan is ontstaan, uit of de pH in dat geval groter is dan 8,2 of kleiner dan 8,2.

terug

Bijlage(n)

Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.

Bijlage: PH-verloop tijdens titratie