terug
Vraag 12
Bij de kristallisatie
maakt men gebruik van een aantal kenmerken van mengsels van
sacharose en water:
- de oplosbaarheid van sacharose in water neemt af bij dalende temperatuur;
- het is mogelijk een 110% verzadigde oplossing van sacharose in water te maken; in zo'n
oplossing is de oplosbaarheid van sacharose met 10% overschreden zonder dat vaste stof
ontstaat;
- als in een 110% verzadigde oplossing van sacharose wat sacharosekristallen worden
gebracht, kristalliseert zoveel sacharose uit dat een 100% verzadigde oplossing ontstaat.
Er zijn verschillende mogelijkheden om uit diksap door kristallisatie sacharose te winnen.
Eén van die mogelijkheden omvat de volgende stappen.
Stap 1:
Uit de nog niet verzadigde oplossing wordt bij een constante temperatuur van 70 °C
net zo lang water verdampt tot een 110% verzadigde oplossing ontstaat.
Stap 2:
In de 110% verzadigde oplossing worden sacharosekristallen gebracht; bij een
constante temperatuur van 70 °C kristalliseert zuivere sacharose uit. Deze vaste
sacharose wordt volledig verwijderd.
Stap 3:
De ontstane 100% verzadigde oplossing wordt afgekoeld tot een 110% verzadigde
oplossing ontstaat.
Stap 4:
In de dan verkregen 110% verzadigde oplossing worden sacharosekristallen
gebracht; bij een constante temperatuur kristalliseert zuivere sacharose uit. Deze
vaste sacharose wordt volledig verwijderd.
Met behulp van zogenoemde verzadigingscurven kan men afleiden wat de concentraties van
de sacharose in de oplossingen na de stappen 1 tot en met 4 zullen zijn.
In onderstaand diagram zijn twee verzadigingscurven van sacharose in water getekend: die
van 100% en die van 110%.
In het diagram is met een punt P de toestand, dat wil zeggen de temperatuur en het
aantal g sacharose per 100 g oplossing, aangegeven van het diksap dat de
kristallisatieruimte ingaat.
Op de bijlage is dit diagram op millimeterpapier weergegeven.
Geef op de bijlage de toestand aan van de sacharose-oplossing na ieder van de vier
verschillende stappen:
- met een punt A de toestand na stap 1
- met een punt B de toestand na stap 2
- met een punt C de toestand na stap 3
- met een punt D de toestand na stap 4.