Of iemand wel of niet aan het visluchtsyndroom lijdt, is niet altijd duidelijk. Mensen met
een milde vorm van deze afwijking verspreiden slechts af en toe een vislucht.
De ernst van de aandoening kan door onderzoek worden vastgesteld. De man of vrouw die
wordt onderzocht, krijgt een hoeveelheid trimethylamine toegediend waarna zijn/haar urine
gedurende een periode van 8 uur wordt verzameld. Bij dit onderzoek wordt de waarde van
het quotiënt [TMAO] / ([TMAO] + [TMA]) berekend. Hierin is [TMAO] de concentratie van
trimethylamineoxide in de verzamelde urine en [TMA] de concentratie van trimethylamine
in de verzamelde urine. Bij mensen die niet aan het visluchtsyndroom lijden, is de waarde
van dit quotiënt 0,9 of hoger. Bij de ernstige vorm van het visluchtsyndroom is de waarde
van de breuk kleiner dan 0,4. Bij de milde vorm schommelt de waarde van het quotiënt
tussen de genoemde grenzen.
Bij deze bepaling, die met een gaschromatograaf wordt uitgevoerd, wordt aan de
verzamelde urine eerst een kleine hoeveelheid 2-propaanamine toegevoegd. Dit
2-propaanamine dient uitsluitend als referentiestof; tijdens de bepaling reageert het niet met
andere stoffen. De oplossing die is ontstaan na het toevoegen van 2-propaanamine wordt in
twee delen verdeeld, oplossing A en oplossing B.
Aan oplossing A wordt een Ti3+ oplossing toegevoegd. Alle aanwezige trimethylamineoxide
wordt hierdoor omgezet tot trimethylamine; Ti3+ reageert hierbij tot Ti4+.
Leid met behulp van de vergelijkingen van de twee halfreacties de vergelijking af van de
totale redoxreactie tussen trimethylamineoxide en Ti3+. In de vergelijking van de halfreactie
van trimethylamineoxide komen behalve de formules van trimethylamineoxide en
trimethylamine ook nog H2O, H+ en elektronen voor.