Van glucose bestaan drie soorten moleculen: het niet-cyclische glucose, waarvan de
structuurformule in het begin van deze opgave is gegeven, èn twee soorten (α-glucose en
β-glucose) waarvan de moleculen een cyclische structuur hebben. In een glucoseoplossing
zijn niet-cyclisch glucose, α-glucose en β-glucose met elkaar in evenwicht:
α-glucose ⇆ niet-cyclisch glucose ⇆ β-glucose
Men neemt aan dat van de drie soorten glucose alleen het niet-cyclische glucose in de
genoemde glucosemeter als reductor reageert.Toch wordt met deze meter de concentratie
van alle drie soorten glucosemoleculen samen bepaald.
Leg uit hoe dit laatste verklaard moet worden.