Eén van de weekmakers die in TPS wordt gebruikt, is glycerol
(1,2,3-propaantriol). Moleculen glycerol nestelen zich tussen
polymeerketens en vormen daar waterstofbruggen mee.
Door de aanwezigheid van glycerol tussen de polymeerketens is TPS
beter te vervormen dan zetmeel met een vergelijkbare ketenlengte.
Een deel van twee polymeerketens van TPS is op de uitwerkbijlage die bij
dit examen hoort, weergegeven.
Teken op de uitwerkbijlage een molecuul glycerol tussen de twee getekende delen van ketens van TPS. Geef in de tekening met stippellijntjes aan hoe het glycerolmolecuul met waterstofbruggen aan beide ketens is gebonden.