terug
Vraag 14
Om de reactie te onderzoeken maakten de onderzoekers een poreus
materiaal, opgebouwd uit grote moleculen die elk één NH2 groep
bevatten. De NH2 groepen bevinden zich in holtes van het materiaal.
Ze brachten het materiaal in contact met ethanal, waardoor hemiaminalgroepen
werden gevormd. Omdat de hemiaminal-groepen zich in de
holtes van het materiaal bevinden, worden ze afgeschermd van de
omgeving en kan deelreactie 2 pas bij hogere temperatuur verlopen.
De onderzoekers volgden de volgende vijf stappen.
- Het poreuze materiaal werd bij een temperatuur van 215 K in contact gebracht met ethanal. Hierbij verliep deelreactie 1 volledig.
- De temperatuur werd vervolgens verlaagd tot 90 K.
- Het gevormde tussenproduct werd geanalyseerd met behulp van röntgenonderzoek.
- Na het onderzoek werd de temperatuur verhoogd tot 270 K. Hierbij verliep deelreactie 2 volledig.
- Het gevormde eindproduct werd geanalyseerd met behulp van röntgenonderzoek.
Dat in stap 1 inderdaad een hemiaminal gevormd was, kon aannemelijk
worden gemaakt met behulp van röntgenonderzoek. Met
röntgenonderzoek kan namelijk de grootte van bindingshoeken tussen
atoombindingen worden onderzocht.
Uit het röntgenonderzoek in stap 3 bleek dat de
bindingshoeken van het hiernaast omcirkelde C atoom met
andere atomen tijdens de reactie waren veranderd.
Uit het röntgenonderzoek in stap 5 bleek dat deze bindingshoeken
opnieuw waren veranderd. De onderzoekers zagen hierin een aanwijzing
dat na stap 1 het hemiaminal aanwezig was.
Leg uit waarom deze veranderingen van bindingshoeken rond het
omcirkelde C atoom een aanwijzing zijn voor de vorming van het
hemiaminal. Noem in je antwoord de grootte van de bindingshoeken rond
het omcirkelde C atoom:
- vóór de vorming van het hemiaminal;
- nadat het hemiaminal is gevormd;
- nadat er een imine is gevormd.