Als HBCD in oppervlaktewater terecht komt, wordt de stof opgenomen
door organismen zoals vissen en door visetende zoogdieren. Omdat
HBCD sterk hydrofoob is, hoopt de stof zich op in het vetweefsel van deze
dieren. Al bij een geringe vervuiling van het water met HBCD ontstaat zo
een veel hogere concentratie HBCD in de vetweefsels van zeezoogdieren.
Recent is aangetoond dat het HBCD een schadelijk effect heeft op het
immuunsysteem en de voortplanting van zeezoogdieren.
De HBCD-samenstelling, die door de industrie wordt gebruikt, bestaat
voor ongeveer 12 massa% uit alfa-HBCD, voor 8 massa% uit bèta-HBCD
en voor 78 massa% uit gamma-HBCD. Deze samenstelling vindt men ook
terug in het oppervlaktewater.
Zeer verrassend blijkt dat de HBCD-samenstelling in het vetweefsel van
zeezoogdieren voor ongeveer 90 massa% uit alfa-HBCD bestaat en voor
de rest uit bèta-HBCD en gamma-HBCD.
Voor het relatief veel grotere aandeel van alfa-HBCD in zeezoogdieren in
vergelijking met het aandeel alfa-HBCD in het oppervlaktewater kunnen
verschillende hypotheses worden opgesteld. Hieronder staan twee van
deze hypotheses.
Leg uit welk experiment met behulp van chromatografie de onderzoekers hebben uitgevoerd. Geef aan welk resultaat / welke resultaten ze hebben gebruikt om vast te stellen welke piek afkomstig is van alfa-, bèta- of gamma-HBCD in de chromatogrammen van de monsters.