Na deze hydrolyse worden de vetzuren verder afgebroken. Vetten vormen
een belangrijke energiebron voor het lichaam. Tijdens de afbraak in het
lichaam komt veel energie vrij. Een gram vet levert bij afbraak beduidend
meer energie dan een gram koolhydraat of eiwit. De grootste hoeveelheid
energie komt hierbij vrij door de afbraak van de vetzuren.
Het mechanisme van de afbraak van vetzuren is lange tijd onduidelijk
gebleven. De reden was dat de reactieproducten van tussenstappen snel
worden afgebroken en daarom niet konden worden aangetoond. De
wetenschapper Franz Knoop bedacht hiervoor in 1904 een oplossing.
Knoop mengde carbonzuren met het voer van honden. Dit waren
carbonzuren die van tevoren dusdanig waren bewerkt dat aan het
koolstofatoom dat het verst verwijderd was van de carbonzuurgroep, een
benzeenring was gekoppeld. De benzeenring zorgde ervoor dat het
carbonzuurmolecuul niet volledig kon worden afgebroken. Er bleef steeds
een gedeelte (met een benzeenring) over.
Hij voerde de proef uit met carbonzuren waarvan de moleculen
verschillende ketenlengtes hadden. Hij verzamelde de urine van de
honden gedurende 24 uur en analyseerde deze.
Hij vond de volgende resultaten:
Experiment nummer |
Aan de honden toegediend | Uitgescheiden via de urine |
1 | C6H5COOH | C6H5COOH |
2 | C6H5CH2COOH | C6H5CH2COOH |
3 | C6H5CH2CH2COOH | C6H5COOH |
4 | C6H5CH2CH2CH2COOH | C6H5CH2COOH |
5 | C6H5CH2CH2CH2CH2COOH | C6H5COOH |
Leg uit dat de hypothese, dat de koolstofketens van de vetzuurmoleculen telkens twee koolstofatomen of een veelvoud daarvan korter worden, aansluit bij de resultaten van het bovenbeschreven experiment.