Background image

terug

Vraag 9

Wijn bevat meerdere zuren. Samen zijn deze van invloed op de smaak en op de pH van de wijn. Eén van die zuren is wijnsteenzuur.

Wijnsteenzuur is een tweewaardig zuur. Dat betekent dat een molecuul wijnsteenzuur twee H+ ionen kan afsplitsen. Het negatieve ion dat ontstaat wanneer een molecuul wijnsteenzuur één H+ heeft afgestaan, wordt waterstoftartraat genoemd. Het negatieve ion dat ontstaat wanneer wijnsteenzuur twee H+ ionen afsplitst wordt tartraat genoemd. In het vervolg van deze opgave wordt wijnsteenzuur weergegeven met H2T, waterstoftartraat met HT- en tartraat met T2-.
Wijn is soms troebel. Dit wordt vaak veroorzaakt doordat er slecht oplosbaar kaliumwaterstoftartraat wordt gevormd. Het volgende heterogene evenwicht heeft zich dan ingesteld:

KHT(s) K+(aq) + HT- (aq) (evenwicht 1)

Om te verhinderen dat wijn in de fles troebel wordt, wordt wijn eerst in een vat gedurende enkele dagen afgekoeld tot ongeveer 0 °C. Bij die temperatuur slaat een groot deel van het kaliumwaterstoftartraat neer en blijft in het vat achter. Daarna wordt de wijn in flessen overgebracht.

Wijnsteenzuur ioniseert in twee stappen:
H2T + H2O H3O+ + HT- (evenwicht 2)
HT- + H2O H3O+ + T2- (evenwicht 3)

Tijdens het neerslaan van KHT dalen de concentraties van de deeltjes H2T en T2-.

Leg aan de hand van de evenwichten 2 en 3 uit dat de concentraties van H2T en van T2- dalen tijdens het neerslaan van KHT.