Background image

terug

Vraag 26

Doordat het toegevoegde 1-butanol een ruime overmaat zuur bevat, worden de aminogroepen in alle esters omgezet tot – NH3 + groepen.
Voor de verdere bepaling wordt een speciale vorm van massaspectrometrie toegepast. Bij deze methode vallen de positief geladen (‘geprotoneerde’) butylesters van de aminozuren niet uiteen in brokstukken; ze blijven intact.
Bij massaspectrometrie is de hoogte van de piek (de relatieve intensiteit) recht evenredig met het aantal mol van de stof die wordt gedetecteerd. Gelijke hoeveelheden van verschillende stoffen geven bij deze vorm van massaspectrometrie niet een even hoge piek. Gelijke hoeveelheden fenylalanine en fenylalanine-d5 geven echter wel een even hoge piek en dat geldt ook voor tyrosine en tyrosine-d4.
Een kleine hoeveelheid oplossing met de geprotoneerde butylesters wordt in de massaspectrometer gebracht.
Het deel van het massaspectrum dat bij het onderzoek van het bloed van een baby is verkregen en dat voor de bepaling van belang is, staat hieronder afgebeeld. De getallen bij de signalen zijn de relatieve intensiteiten.


De bepaling is zodanig uitgevoerd dat de pieken in het massaspectrum die betrekking hebben op de geprotoneerde butylesters van fenylalanine-d5 en tyrosine-d4 (de referentiestoffen), overeenkomen met 200 μmol fenylalanine-d5 en 200 μmol tyrosine-d4 per liter bloed.
In Nederland gaat men ervan uit dat er sprake is van PKU wanneer in het bloed de verhouding [Phe]/[Tyr] groter is dan 1,7 en bovendien [Phe] groter is dan 150 μmol per liter bloed.

Ga door berekening na of de onderzochte baby aan PKU lijdt. Gebruik onder andere de relatieve intensiteiten die bij de pieken in het massaspectrum zijn vermeld.