terug
Vraag 22
In de bijlage "Stamboom polyposis coli" is sprake van een 'kettingreactie van gebeurtenissen op
cellulair niveau'. Hoe deze kettingreactie precies verloopt, wordt
nog onderzocht. Over een aantal inzichten bestaat eenstemmigheid.
Men weet inmiddels dat de regulatie van de celcyclus onder invloed
staat van vele factoren. Wanneer er fouten in deze regulatie
optreden, kan een tumor, een gezwel, ontstaan.
Bij de regulatie van de celgroei zijn in ieder geval twee typen
genen van belang:
- proto-oncogenen: dit zijn genen die betrokken zijn bij
de normale, gecontroleerde groei en deling van cellen; door mutatie
kunnen ze veranderen in oncogenen; oncogenen bevorderen het
ontstaan van tumoren;
- tumorsuppressor-genen: dit zijn genen waarvan de
producten waarvoor ze coderen, bijdragen aan remming van de
celdeling.
Bij het ontstaan van polyposis coli zou het gen p53 een rol spelen.
Het gen p53 telt 393 codons. Het ongemuteerde gen p53 (= wildtype)
heeft tumorsuppressor-kwaliteit.
Mutanten van het gen p53 hebben oncogene eigenschappen. Een
onderzoeker veronderstelt dat "wanneer een wildtype-gen p53 en een
gemuteerd gen p53 samen aanwezig zijn, het product van het
gemuteerde gen p53 het product van het wildtype-gen p53 kan
inactiveren".
Welk van de begrippen aminozuur, DNA, eiwit, mRNA en tRNA komt het
meest in aanmerking voor het woord 'product' dat de onderzoeker
noemt?