In de nieren is sprake van autoregulatie van de hoeveelheid geproduceerde voorurine. Met
autoregulatie wordt bedoeld dat in de nieren zelf regelmechanismen aanwezig zijn. Twee
leerlingen doen op grond van het diagram een bewering over het bestaan van deze
autoregulatie.
Leerling 1 zegt: "Het bestaan van deze autoregulatie kan worden geconcludeerd uit het
gegeven dat bij een lage bloeddruk minder voorurine wordt gevormd dan bij een hoge
bloeddruk".
Leerling 2 zegt: "Het bestaan van deze autoregulatie kan worden geconcludeerd uit het
gegeven dat boven een bloeddruk van ongeveer 10 kPa de hoeveelheid per minuut
geproduceerde voorurine gelijk blijft".
Welke van deze leerlingen doet of welke doen een juiste bewering over het bestaan van deze autoregulatie?