Bij de werking van een spier moet
onderscheid worden gemaakt tussen de lengteverandering van de spier en de
spanningsverandering van de spier. Spierspoelen zijn gevoelig voor de lengtetoename van de
spier waardoor de spierspoelreflex kan ontstaan. Peessensoren zijn gevoelig voor
spanningsveranderingen van de spier waardoor de peessensorreflex kan ontstaan. Naarmate de
spanning in de pees toeneemt, worden er meer impulsen door de peessensoren afgegeven.
In de afbeelding is in tekening 1 de reflexboog van een spierspoelreflex en in tekening 2
de reflexboog van een peessensorreflex weergegeven. In het ruggenmerg zijn synapsen
aangegeven met de cijfers 1 t/m 7.
Welke spier trekt zich samen als gevolg van de spierspoelreflex?