In een experiment wordt een reageerbuis
(1) gevuld met bloed. Wanneer het bloed in de buis is gestold, bevindt zich bovenin de
buis serum. Een andere reageerbuis (2) wordt gevuld met onstolbaar gemaakt bloed. Aan dit
bloed is natriumoxalaat toegevoegd waardoor Ca2+-ionen zijn gebonden. Na enige
tijd zakken de bloedcellen onderin buis 2 en bevindt zich bovenin buis 2 plasma.
Een leerlinge onderzoekt het stollingsvermogen van serum en plasma. Zij vult een
reageerbuis (3) met serum uit buis 1 en een reageerbuis (4) met plasma uit buis 2.
Vervolgens voegt zij aan beide buizen calciumchloride (CaC12) toe.
In welke van de buizen 3 en 4 ziet zij stolling optreden?