In een experiment wordt mRNA geïsoleerd uit voorlopercellen van rode bloedcellen van
de mens. Dit mRNA wordt ingespoten in eicellen van een kikker (groep 1). Een andere
groep van dezelfde eicellen dient als controle en blijft onbehandeld (groep 2). De eicellen
bevinden zich in een kweekmedium waarin zij zich kunnen ontwikkelen.
Op tijdstip t worden de eicellen van de groepen 1 en 2 elk overgebracht in een medium
met radioactief gemerkte aminozuren. Na een aantal uren wordt de eiwitsamenstelling van
de eicellen geanalyseerd. Hiertoe worden de verschillende eiwitten van elkaar gescheiden
met een methode die elektroforese wordt genoemd. De gemeten radioactiviteit is een
maat voor de relatieve hoeveelheden van de verschillende eiwitten. De meetresultaten zijn
weergegeven in de afbeelding.
Vervolgens wordt het experiment herhaald met rode bloedcellen waarvan ook de
radioactiviteit van de eiwitfracties na elektroforese wordt gemeten.
Welke van de pieken p, q en r wordt of welke worden zeker gemeten wanneer rode bloedcellen worden gebruikt?