Background image

terug

Vraag 32

Legenda:
1 = rustpotentiaal
2 = prikkeldrempel
3 = depolarisatie
4 = repolarisatie
5 = hyperpolarisatie
6 = refractaire periode

Hieronder is schematisch een synaps afgebeeld tussen een axon en een dendriet van een ander neuron. Hierin zijn de plaatsen P en Q aangegeven. In diagram 1 is het potentiaalverschil tussen de binnenzijde en de buitenzijde van het membraan van het axon bij P uitgezet tegen de tijd. De verandering van het potentiaalverschil bij P veroorzaakt een verandering in het potentiaalverschil aan het begin van het neuron op plaats Q, zoals die in diagram 2 is weergegeven.



Over de gebeurtenissen in de synaps tussen tijdstip s en tijdstip t worden de volgende beweringen gedaan:
  1. er is geen neurotransmitter afgegeven,
  2. er is remmende neurotransmitter afgegeven waardoor Q is gehyperpolariseerd,
  3. er is stimulerende neurotransmitter afgegeven zonder dat in Q een actiepotentiaal is ontstaan,
  4. er is neurotransmitter afgegeven en als gevolg daarvan is in Q een actiepotentiaal ontstaan.

Welke van deze beweringen is juist?