Background image

terug

Vraag 19

In een experiment wordt de omzetting van zetmeel in maltose door het enzym amylase onderzocht. Amylase is onder andere aanwezig in het speeksel. Een bepaalde hoeveelheid amylase (x mg) wordt bij 10 °C gemengd met een bepaalde hoeveelheid water en 10 g zetmeel. Na een uur wordt gemeten hoeveel maltose is gevormd. Dit experiment wordt vervolgens op gelijke wijze herhaald bij temperaturen van respectievelijk 20 °C, 30 °C , 40 °C, 50 °C, 60 °C en 70 °C. De resultaten zijn weergegeven in het diagram.



In volgende experimenten wil de onderzoeker de opbrengst aan maltose bij 30 °C verhogen.
Hij voert de volgende experimenten uit bij 30 °C:

  1. eenzelfde hoeveelheid amylase (x mg) werkt twee uur in op 10 g zetmeel,
  2. een dubbele hoeveelheid amylase (2x mg) werkt één uur in op 10 g zetmeel,
  3. een dubbele hoeveelheid amylase (2x mg) werkt één uur in op 20 g zetmeel.

Bij welk of bij welke van deze experimenten verkrijgt hij een hogere opbrengst aan maltose dan bij zijn eerste experiment bij 30 °C?