De hoeveelheid buitenlucht die per minuut wordt ingeademd, wordt ademminuutvolume
genoemd. Men kan eenzelfde ademminuutvolume verkrijgen door op twee verschillende
manieren te ademen, namelijk door langzaam en diep te ademen of door snel en
oppervlakkig te ademen.
Iemand ademt achtereenvolgens op twee manieren door zijn neus: eerst langzaam en diep,
daarna snel en oppervakkig. Zijn ademminuutvolume is in beide situaties gelijk.
Komen bij deze persoon door het langzaam en diep ademen minder, evenveel of meer deeltjes van 5 μm in de longblaasjes terecht dan door het snel en oppervlakkig ademen?