Temperatuur
Een plant met bladgroen wordt gedurende 10 uur onderzocht in een omgeving waarin de
temperatuur van de lucht varieert. De plant vangt zonlicht optimaal op. De lucht is droog
en de plant kan voldoende water uit de bodem opnemen.
Op tijdstip t wordt een blad van deze plant afgesneden en naast de plant gehangen.
Gedurende de waarnemingsperiode wordt regelenatig de temperatuur bepaald van de
lucht, van het afgesneden blad en van een even groot blad dat aan de plant zit. De
resultaten zijn weergegeven in het diagram. (de afbeelding).
Voor het feit dat de temperatuur van het blad aan de plant na tijdstip t minder stijgt dan die van het afgesneden blad, worden vier verklaringen geopperd.
Welke van deze verklaringen is juist?