Background image

terug

Vraag 4

Groei
In een experiment bestudeert een onderzoeker de groei van planten uit kiemende erwten.
Hij meet de groei door regelmatig het drooggewicht van enkele erwtenplanten te bepalen.
Het drooggewicht is het gewicht van alle delen nadat al het water eruit is verwijderd. Als
maat voor de groei van de erwtenplanten is de toename van het drooggewicht genomen die
bij deze metingen wordt gevonden. Deze groei is gelijk aan de nettoproductie.
Tijdens het experiment worden alle omstandigheden constant gehouden. De resultaten
van het experiment zijn weergegeven in een diagram.


De onderzoeker ziet dat de bladeren gaan vergelen en dat de groei van de erwtenplanten in
de tiende week tot stilstand komt. Voor het tot stilstand komen van de groei bedenkt hij
twee verklaringen.

  1. De nettoproductie wordt lager doordat de hoeveelheid weefsel van de erwtenplanten
    dat aan de fotosynthese bijdraagt, in verhouding tot de totale hoeveelheid weefsel van de plan afneemt.
  2. De nettoproductie wordt lager doordat de dissimilatie in de cellen van de erwtenplanten afnemen

Welke van deze verklaringen is of welke zijn juist?