In 1% van de gameetmoedercellen van een man treedt tijdens meiose-I non-disjunctie van
de geslachtschromosomen op. Alle door deze man gevormde spermacellen hebben een
even grote kans om een eicel te bevruchten.
Eén spermacel bevrucht een eicel en gelijktijdig bevrucht een andere spermacel een
andere eicel. Bij de vorming van deze eicellen is geen non-disjunctie opgetreden. Er
ontstaat een twee-eiïge tweeling.
Hoe groot is de kans dat beide kinderen het genotype XXY hebben?