Letale allelen
Bij een bepaalde zoogdiersoort wordt de overerving van twee eigenschappen van de vacht
bestudeerd: de kleur en het type van de haren.
De kleur van de vacht wordt bepaald door de allelen E1 en E2 Deze allelen zijn niet
X-chromosomaal. Individuen met het genotype E1E1 hebben een gele vacht, individuen
met het genotype E1E2 hebben een grijze vacht en individuen met het genotype E2E2 sterven in een vroeg embryonaal stadium.
Door de allelen G1 en G2, die wel X-chromosomaal zijn, wordt het type van de haren
bepaald. Individuen met het genotype G1G1 hebben gekruld haar, individuen met het
genotype G1G2 hebben sluik haar; individuen bij wie het allel G. ontbreekt, sterven in een
vroeg embryonaal stadium.
Een grijs vrouwtje met sluik haar paart met een grijs mannetje. Zij krijgen een groot
aantal nakomelingen.
Welk deel van de levende nakomelingen zal heterozygoot zijn voor beide eigenschappen?