Impulsen In de afbeelding is S het cellichaam van een neuron waarmee uitlopers van een groot aantal neuronen door middel van synapsen zijn verbonden. Elk van deze neuronen kan een stimulerende neurotransmitter afgeven. Op een bepaald moment worden neuronen bij P elektrisch geprikkeld, waardoor per neuronuitloper één impuls ontstaat. Op plaats Q wordt in de daarop volgende seconden geen verandering van het potentiaalverschil gemeten tussen de binnenzijde en de buitenzijde van het celmembraan. Herhaling van dezelfde prikkeling leidt steeds tot hetzelfde resultaat. |
Afbeelding Impulsen: |
Welke van deze mogelijkheden is waarschijnlijk de verklaring voor het gegeven dat op plaats Q geen verandering van het potentiaalverschil werd gemeten?