Bij een bepaalde Allomycessoort zijn de genen voor drie eigenschappen gekoppeld. De dominante allelen zijn E, F en G.
Uit een diploïde schimmel van deze soort ontstaan 1000 exemplaren van de haploïde generatie (zie de afbeelding).
In de haploïde generatie komen acht verschillende fenotypen voor. De corresponderende genotypen komen in de volgende aantallen voor:
EfG 378 eFg 355 Efg 2 eFG 3 |
EFg 80 efG 72 EFG 58 efg 52 |
Wat is in de diploïde generatie de juiste ligging en volgorde van de genoemde allelen in de chromosomen, zie het plaatje (A, B of C)?