Een onderzoeker wil nagaan of bij Allomyces extracellulaire vertering plaatsvindt. Hij laat de schimmel groeien in een steriele oplossing waarin zich alleen eiwitten bevinden.
Hij krijgt de volgende resultaten.
1 In de schimmeldraden kunnen na verloop van tijd onder andere peptidasen worden aangetoond.
2 In de schimmeldraden kunnen na verloop van tijd onder andere eiwitten, die afkomstig zijn uit de oplossing, worden aangetoond.
3 In de oplossing kunnen na verloop van tijd onder andere peptidasen en aminozuren worden aangetoond.
Uit welk resultaat mag hij concluderen dat het waarschijnlijk is dat bij Allomyces extracellulaire vertering plaatsvindt?